Operators de opdracht geven om meer dan één bewerking uit te voeren in een op productflow georiënteerde opstelling (zie illustratie). Operators moeten worden getraind om verschillende typen machines te kunnen bedienen (zoals buigers én krimpers én testers) zodat ze producten door celopstellingen kunnen begeleiden (ook wel cross-training genoemd).
Deze manier van werken contrasteert met de typische massaproductiebenadering, waarbij operators op afzonderlijke afdelingen worden gestationeerd – draaien óf slijpen óf frezen – waar ze slechts één type machine bedienen en batches maken die ze overdragen aan andere processen op andere afdelingen.
Een voorbeeld van het uitvoeren van meerdere bewerkingen. De operator bedient verschillende soorten machines in een cel: